FOKREGELS VOOR DE SHIH TZU

Voor de stamboomafgifte voor de Shih Tzu, geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Voor dit ras zijn aanvullende criteria opgesteld voor de fokkerij, die door de NVWA worden gehandhaafd.

Vanaf 12 augustus 2025 mag de Raad van Beheer alleen stambomen afgeven als beide ouderdieren voldoen aan de wettelijke regels. Voor beide ouderdieren dient bij de Raad het desbetreffende Petscan formulier te worden ingediend.

Op dit moment heeft de Raad van Beheer nog geen formulier beschikbaar. Echter in het vonnis wordt gesproken van het Petscan formulier. Dit formulier vindt u onder Ledenservice. 

Let op!

Als u nu een nest plant zal de stamboomafgifte vallen na 11 augustus en moeten dus beide ouderdieren voldoen aan de wettelijke regels.

De fokker is aansprakelijk voor de keuze van de ouderdieren en het fokken van de pups en juridisch verantwoordelijk in het kader van artikel 3.4 van de wet dieren. 

Beleidsregel brachycephale honden (dit zijn kortsnuitige honden)

Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2023, nr. WJZ/ 19230636, houdende regels over de toepassing van artikel 3.4, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren op honden

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit houders van dieren;
  • craniofaciale ratio: uitkomst van de deling van de lengte van de neus van de hond, gemeten van de neuspunt tot de stop, door de lengte van de schedel van de hond, gemeten van de stop tot de achterhoofdknobbel;
  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 2. Fokken met brachycephale honden

  1. Wanneer bij het fokken van honden bij ten minste één van de ouderdieren één of meer van de

volgende kenmerken aanwezig zijn, wordt dit gezien als een overtreding van artikel 3.4, eerste en

tweede lid, van het Besluit houders van dieren:

a. het produceren van een bijgeluid bij de ademhaling in rust;

b. een matige tot ernstige vernauwing van de neusopeningen;

c. een relatieve neusverkorting met een craniofaciale ratio kleiner dan 0,3;

d. een neusplooi:

i.   met haren die vanaf de neusplooi het hoornvlies of bindvlies raken of kunnen raken;

ii.  die nat is; of

iii. met ontstekingsverschijnselen in een of beide ogen gerelateerd aan de aanwezigheid van

de neusplooi;

e. een oog met oogwit zichtbaar in twee of meer kwadranten; of

f. een ooglid dat niet volledig gesloten kan worden bij het opwekken van de ooglidreflex.

  1. Wanneer bij het fokken van honden bij ten minste één van de ouderdieren twee of meer van de

volgende kenmerken aanwezig zijn, wordt dit gezien als een overtreding van artikel 3.4, eerste en

tweede lid, van het Besluit houders van dieren:

a. een geringe vernauwing van de neusopeningen;

b. een relatieve neusverkorting met een craniofaciale ratio van 0,3 tot 0,5; of

c. een neusplooi die niet in contact staat met het oog.

  1. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder ‘kenmerk’ ook verstaan een kenmerk

dat is weggenomen door middel van een lichamelijke ingreep

 

Waar let de NVWA op bij fokken met honden met een korte snuit?

De inspecteurs kijken naar deze 6 criteria als ze een (kortsnuitige) hondenfokker bezoeken. Deze regels gelden voor alle kortsnuitige honden.

 

Waar letten we op?

1. Heeft de hond een abnormaal ademgeluid, ook wel stridor?

 

2. Is er sprake van vernauwing van de neusopening?

 

3. Hoe is de verhouding tussen de schedel en de snuit? We noemen dit ook wel de craniofaciale ratio (CFR). U berekent die door de neuslengte te delen door de lengte van de rest van de schedel.

4. Heeft de hond een neusplooi?

 

 

 

 

5. Is het oogwit zichtbaar als de hond recht naar voren kijkt?

 

6. Kan de hond zijn ogen sluiten?

Wat mag niet ?

1. De hond maakt in rust fors snuivende, snurkende of zagende       geluiden.

2. Er is sprake van ernstige vernauwing van de neusgaten. Is er sprake van matige vernauwing? Dat mag niet als de hond niet voldoet aan een van de andere kenmerken in deze tabel.

3. De verhouding tussen de schedel en de snuit is kleiner of gelijk aan 0.3. Is de verhouding kleiner dan 0.5, maar groter dan 0.3? Dat mag alleen als de hond aan alle andere kenmerken in deze tabel voldoet.

4. De hond heeft een neusplooi en haren die vanaf de neusplooi het bind- of hoornvlies raken. Of kunnen raken. Heeft de hond geen haren die het bind- of hoornvlies raken, maar heeft hij wel een neusplooi? Dat mag alleen als de hond aan alle andere kenmerken in deze tabel voldoet.

5. Je ziet oogwit in minimaal 2 kwart van het oog. De oogkas is ondiep of de hond heeft ruime oogleden, of allebei, waardoor de oogbol slecht beschermd is.

6. De hond kan zijn oogleden niet helemaal sluiten.

Boete bij overtreding van de regels

De NVWA en de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) handhaven de regels. Houdt u zich niet aan de regels? Dan kunt u per overtreding een boete krijgen van  € 1.500.